Ik weet niet waar ik het moet onder plaatsen, familie of relaties.
Maar ik loop er echt mee om. Ga er langzaam kapot aan.
Jaren geleden ontmoette ik voor het eerst van mijn leven de halfbroer van mijn moeder. We keken elkaar aan en het sloeg in als een bom. Maanden hebben we beiden tegen de gevoelens gevochten maar uiteindelijk kruipt het bloed waar het niet gaan kan. We kregen een verhouding en natuurlijk kwam dat uit.
Letterlijk werden we uit elkaar geslagen. Ik fysiek en mentaal door mijn ouders en zijn vrouw. Hij mentaal door mijn ouders en zijn vrouw. We durfden elkaar niet eens meer aan te kijken als we elkaar sporadisch zagen in de daarop volgende maanden.
Uiteindelijk vluchtte ik in het uitgaansleven, mijn werk, de veel te dure vakanties, maar niemand mocht te dicht in de buurt komen. Spelen met de mannen, leuke dingen doen, gebruik maken, maar altijd op een mentale afstand. Ik bleef ‘in controle’. Mijn hart kregen ze niet.
En ja, toch ging het leven verder. Ik trouwde uiteindelijk en werd moeder.
Maar het bleef altijd knagen. Vooral op emotionele momenten en vlak voor het in slaap vallen. Hij zat nog steeds in mijn hoofd.
En nu, jaren later, komen we elkaar tegen. Ik moest hem spreken. Hij moest mij spreken. We moesten elkaar zien. Een niet afgemaakt hoofdstuk is opengesprongen. En niks is er veranderd. Ouder zijn we. Maar zeker niet wijzer.
Hij is de liefde van mijn leven.
Ik de zijne.
De wereld staat voor ons beiden op z’n kop. Gek worden we er van. Het kan niet. Het mag nog steeds niet. Maar onze harten bloeden.
0 reacties