Ik had je al verlaten een lange tijd terug. Ik kwam je weer tegen en we spraken weer wat af. De seks was goed, maar na alles wat we meegemaakt hebben kon ik mij niet helemaal geven. Dit staat nog tussen ons in. Je wil dat ik het achter me laat, maar ik kan het niet. Een gesprek over wat er gebeurd is loopt uit op ruzie en gefrustreerdheid. Ik reageer mn woede, angst en teleurstelling die je bij mij hebt achtergelaten af in kleine dagelijkse dingen. Ik kan het niet opbrengen om continu lief tegen je te doen. Ik zou het graag willen, maar het voelt zo dubbel. Ik hou ergens vast wel van je, maar eigenlijk haat ik je ook. Ik ben stom geweest om me weer met je in te laten. Ik voel oude frustraties weer opkomen, en ik reken jou daar op af. Ik wil je niet blijven kwetsen, en ik gun mijzelf een betere toekomst. Ondanks dat jij nog in ons geloofd. Ik zie mij niet met jou verder gaan in mijn leven. Ik geloof niet in ons.
Ik zet er een punt achter. Je was de enige van wie ik zo gehouden heb, de enige die mij zo gekwetst heeft, en de enige die mij zover kreeg om de kwalijkste zaken toch te vergeven. Mijn koek is nu op. Het beste, en misschien tot ooit. Stiekem hoop ik op nooit, omdat ik toch hoop de man tegen te komen die wel bij mij past.
0 reacties